Niveau A is het startpunt voor beginnende ruiters. Je maakt kennis met de basis van paardrijden, de omgang met paarden en de belangrijkste veiligheidsregels. Stap voor stap leer je hoe je samenwerkt met je paard en bouw je aan vertrouwen, plezier en vaardigheden in de rijbaan en daarbuiten.
Lesstof Niveau A
Introductie in paardrijden en disciplines
Wat is paardrijden?
Paardrijden is de samenwerking tussen mens en paard, waarbij balans, communicatie en respect centraal staan. Al eeuwen worden paarden ingezet voor vervoer, werk en oorlog, maar tegenwoordig ligt de nadruk op sport en recreatie. In Nederland is paardrijden een populaire vrijetijdsbesteding en zijn er vele maneges en ruitersportcentra waar je lessen kunt volgen, wedstrijden kunt rijden en buitenritten kunt maken.
Belangrijke disciplines
- Dressuur – Dressuur vormt de basis van bijna alle andere disciplines. De ruiter stuurt het paard door middel van lichte hulpen door de rijbaan en voert oefeningen uit zoals voltes, schouderbinnenwaarts en overgangen. De harmonie tussen ruiter en paard staat centraal.
- Springen – Hier gaat het om het nemen van hindernissen in een parcours. Dit vereist ritme, coördinatie en vertrouwen. In Nederland zijn springwedstrijden populair en worden op diverse niveaus georganiseerd.
- Eventing – Een combinatie van dressuur, cross‑country en springen. Deze discipline vraagt uithoudingsvermogen en veelzijdigheid van zowel paard als ruiter.
- Voltige – Gymnastiek op een paard dat aan een longeerlijn loopt. Goed voor balans en coördinatie.
- Mennen – Rijden met een koets, enkel- of dubbelspan. In Nederland wordt dit zowel recreatief als competitief beoefend.

Verschillende disciplines: V.l.n.r.: Dressuur, springen, eventing, voltige en mennen.
Lessen volgen
De meeste beginners starten op een manege. Daar leer je in groeps- of privélessen de basisvaardigheden: poetsen, opzadelen, de juiste houding en eenvoudige figuren rijden. Je instructeur zorgt voor een passende opbouw en let op veiligheid. Daarnaast kun je theorielessen volgen om meer te leren over omgang, verzorging en regels. Na verloop van tijd kun je deelnemen aan oefenproeven of wedstrijden om je vooruitgang te meten.
Sport en recreatie
Niet iedereen wil wedstrijden rijden; recreatief rijden is minstens zo waardevol. Buitenritten geven je paard afwisseling en versterken jullie band. Je kunt deelnemen aan ruitertochten door bossen, duinen en poldergebieden, of zelfs strandritten maken. Voor recreatieve ruiters is het belangrijk verkeersregels te kennen en het paard verkeersmak te maken. Daarover leer je later meer
Tijdens recreatieve ritten buiten het manegeterrein (ofwel buitenritten) kom je op de mooiste plekken.
Ruitersport in Nederland
Nederland kent een omvangrijk verenigingsleven: de KNHS (Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie) organiseert wedstrijden en opleidingen. Regionale ruiterverenigingen zorgen voor sociale activiteiten, wedstrijden en lessen. Er zijn ook keurmerken en veiligheidsprogramma’s, zoals de FNRS (Federatie Nederlandse Ruitersportcentra), die kwalitatieve lessen en veilige accommodatie garanderen. Verder vind je in Nederland veel paardensportevenementen, zoals het CHIO Rotterdam, Jumping Amsterdam en het NK dressuur en springen. Deze evenementen zijn inspirerend om te bezoeken en laten zien hoe divers de sport is.
Omgaan met paarden & veiligheid
Omgaan met paarden begint met respect en kennis van het gedrag van het dier. Paarden zijn prooidieren die reageren op beweging en geluid; ze voelen zich veilig bij duidelijke, rustige communicatie.
Een paard benaderen
Benader een paard altijd vanaf de zijkant, niet van voren of achteren; zijn ogen zitten aan de zijkant waardoor een blinde vlek voor en achter ontstaat. Spreek het dier rustig toe en leg je hand op zijn schouder of hals. Onverwachte bewegingen of harde geluiden kunnen een schrikreactie veroorzaken. Let op zijn lichaamstaal: naar voren gerichte oren en een ontspannen staart betekenen interesse; oren plat in de nek kunnen spanning of irritatie aangeven.
Een paard leiden
Bij het leiden loop je links naast het paard met het halstertouw of de teugels in je rechterhand. Wikkel het touw nooit om je hand; mocht het paard plotseling wegspringen, dan kan dit ernstige verwondingen veroorzaken. Loop gelijk op met zijn schouder en zorg dat je nooit tussen de muur en het paard ingesloten raakt. Bij het betreden van de rijbaan roep je “deur vrij!” en wacht je totdat anderen antwoord geven . De teugels leg je over de hals zodat ze niet over de grond slepen of de benen verwarren.
Veiligheid in de praktijk
Draag altijd een goedgekeurde veiligheidshelm, stevige laarzen met hak (zodat je voet niet door de beugel schiet) en geen loshangende kleding . Houd je jas of vest gesloten; wapperende kleding kan het paard laten schrikken. Gebruik een cap die aan de Nederlandse veiligheidsnorm voldoet en vervang deze na een val. Gebruik bij jonge kinderen eventueel een bodyprotector. Wees alert op andere ruiters en hun paarden; passeer elkaar links (teugel naar teugel) zodat je elkaar kunt aankijken. Gebruik je stem om te waarschuwen en bedank anderen bij het passeren.
Belonen en corrigeren
Paarden leren door beloning. Een vriendelijk woord, een klopje op de hals of een pauze zijn goede beloningen . Sommige paarden houden niet van aaien rond de ogen of oren ; respecteer hun voorkeur. Corrigeren doe je subtiel: een korte, duidelijke stemcorrectie of een lichte druk met de hand. Gebruik nooit geweld of hardhandigheid; dat breekt vertrouwen. Zorg voor consequentie: hetzelfde gedrag leidt altijd tot dezelfde reactie van jouw kant.
Basisregels op stal
Sluit poorten en hekken altijd achter je en laat materiaal netjes achter. Voer geen paarden zonder toestemming; sommige dieren hebben dieetvoorschriften. Laat kinderen nooit zonder toezicht bij paarden. Paarden in een groep hebben een hiërarchie; houd voldoende afstand zodat ze elkaar niet bijten of trappen.
Uitrusting en ruiterkleding
Een goede uitrusting zorgt voor comfort en veiligheid van zowel paard als ruiter.
Zadel en toebehoren
Het zadel verdeelt het gewicht van de ruiter over de rug van het paard. Bij een dressuurzadel zijn de zweetbladen langer en het zitvlak dieper; bij een springzadel zijn de kussens korter en de kniewrongen groter, zodat de ruiter in verlichte zit dichter bij het paard kan komen. Een veelzijdigheidszadel is een compromis tussen beide. Tussen paard en zadel ligt een zadelpad of sjabrak om schuren te voorkomen. De singel houdt het zadel op zijn plaats; controleer altijd de elastiek of gespen op slijtage.
Hoofdstel, bit en halster
Het hoofdstel bestaat uit kopstuk, bakstukken, keelriem, neusriem en bit. Voor beginners wordt vaak een simpel watertrens‑bit gebruikt. De neusriem mag niet te strak zitten; je moet twee vingers tussen neus en riem kunnen plaatsen. Naast het hoofdstel gebruik je een halster om het paard te leiden of vast te zetten. Halsters zijn er in leer, nylon of touw; voor dagelijks gebruik is nylon duurzaam en comfortabel. Een hoofdstel gebruik je nooit om een paard mee vast te zetten omdat het bit dan in de mond trekt.
Ruiterkleding
Voor ruiters is een veiligheidshelm verplicht. Daarnaast draag je een rijbroek met een gladde of siliconen grip, handschoenen voor grip aan de teugels, en rijlaarzen of jodhpurs met chaps. Voor kinderen zijn bodyprotectors aan te bevelen; bij springen en cross is een bodyprotector vaak verplicht. Gebruik bij slecht weer een reflecterend vest zodat je zichtbaar bent. In de winter is een warm, waterafstotend jack nuttig; let er wel op dat je genoeg bewegingsvrijheid hebt.
Onderhoud
Maak leer regelmatig schoon met glycerinezeep en verzorg het met lederolie. Een droog en schoon zadel en hoofdstel gaan langer mee en voelen comfortabeler aan. Bewaar je uitrusting in een droge, geventileerde ruimte. Controleer regelmatig of stiksels niet losraken; loszittende gespen kunnen onveilige situaties veroorzaken.
Verzorgen & poetsen
Dagelijkse verzorging van het paard is essentieel voor gezondheid, comfort en de band tussen paard en ruiter.
Poetsen
Begin met een rosborstel om vuil los te maken; maak cirkelvormige bewegingen met lichte druk. Gebruik daarna een harde borstel om het losgekomen vuil te verwijderen en een zachte borstel voor gevoelige delen zoals hoofd en benen. Ontwar manen en staart met een manenkam; gebruik eventueel antiklit-spray. Maak ogen, neusgaten en anus schoon met aparte sponzen om infectieoverdracht te voorkomen.
Hoefverzorging
Krab de hoeven uit vóór en na het rijden. Gebruik een hoevenkrabber en werk van de hielen naar de teen toe; verwijder steentjes en controleer op rotstraal, een zwarte, stinkende afscheiding die wijst op schimmelinfectie. Let op losse nagels als je paard op ijzers staat. Leer ook de stand van de hoef beoordelen; onregelmatigheid kan duiden op scheuren of te lange hoeven.
Controle en gezondheid
Poetsen is een kans om het paard te onderzoeken. Check de huid op schrammen of insectenbeten. Voel de benen op warmte of zwelling; vooral bij de pezen van de voorbenen kan vroegtijdige detectie van een blessure blessures voorkomen. Controleer de rug op gevoeligheid; een paard kan reageren als je een drukpunt vindt, wat kan wijzen op slecht passend harnachement.
Nazorg
Na het rijden koel je in de zomer het paard eventueel af met lauw water; laat het water weglopen met een zweetmes. In de winter gebruik je een zweetdeken zodat het paard niet afkoelt en sneller droogt. Als het paard op stal staat, geef je een snack en water en controleer je of hij comfortabel staat.
Basishouding en hulpen
Een correcte houding is de basis van effectieve hulpen en een tevreden paard.
Zit en balans
Zorg dat je schouder, heup en hak één rechte lijn vormen . Je zitbeenknobbels dragen je gewicht gelijkmatig; houd je rug lang en ontspan je schouders. Je benen liggen ontspannen tegen het zadel, met lichte druk van de kuit; je knie is gebogen en je voeten staan met de bal in de stijgbeugel, hakken iets naar beneden. Houd je handen rechtop met de duimen bovenop; je ellebogen zijn licht gebogen en hangen naast je lichaam .
Basishulpen
- Beenhulpen: gebruik je kuit om het paard voorwaarts te vragen of zijwaarts te laten wijken. Druk lichtjes; houd je been niet continu actief om ongevoeligheid te voorkomen.
- Teugelhulpen: houd de teugels op maat; door een korte ophouding (hand sluiten en weer openen) vraag je het paard om te vertragen. Laat je hand nooit abrupt naar achter trekken; dit kan pijn veroorzaken.
- Gewichtshulpen: door je gewicht iets te verplaatsen geef je het paard aanwijzingen voor richting en balans. Kantel niet; gebruik je bekken discreet.
- Stemhulpen: een klakje of zachte stem kan paard aanmoedigen; “ho” of “whoa” betekent stoppen. Gebruik je stem consequent zodat het paard het begrijpt.
Leren voelen
Beginners leren aanvoelen wanneer het paard op de juiste manier reageert. Als het paard voorwaarts gaat na een lichte beenhulp, ontspan je been en beloon je met je stem. Wanneer je paard vertraagt na een ophouding, ontspan je de teugel. Regelmatige oefeningen zoals overgangen helpen je timing te ontwikkelen.
Eerste rijvaardigheden
Nu je goed zit en weet hoe je hulpen geeft, beginnen we met de basis van het rijden.
Opstijgen en afstijgen
Zet het paard aan de hand klaar met de teugels over de hals. Zet je linkervoet in de beugel, neem de teugel en manen in je linkerhand en pak met je rechterhand de achterkant van het zadel. Spring gecontroleerd in het zadel zonder op de rug te ploffen en plaats je rechtervoet in de stijgbeugel. Tijdens het afstijgen haal je je voeten uit de beugels, gooi je je rechterbeen over de croup en land je rustig naast het paard.
Stap en sturen
De eerste lessen start je in stap. Oefen rechtuit rijden langs de hoefslag. Om te sturen kijk je waar je heen wilt, leg je licht de binnenkuit aan en neem je met de buitenteugel iets druk om de schouder te begrenzen. Maak grote voltes van 20 meter. Oefen het overgaan van stap naar halt en weer vooruit.
Draf en lichtrijden
Leer lichtrijden (opstaan en zitten in het ritme) zodat je de rug van het paard ontlast . Zoek het juiste diagonal: sta op wanneer het buitenvoorbeen naar voren komt, zit als het binnenvoorbeen naar voren komt. Oefen 10‑meter‑ en 20‑meter‑cirkel in draf. Doorzitten in draf komt later; eerst ontwikkel je balans met lichtrijden.
Eenvoudige overgangen en noodstop
Oefen overgangen: stap naar halt, halt naar stap en stap naar draf. Gebruik kleine ophoudingen op beide teugels voor halt en drijf na met je been voor stap of draf. Leer de noodstop: leun iets achterover, sluit je benen om grip te houden en geef een duidelijke ophouding terwijl je “Ho!” zegt. Oefen dit onder begeleiding.
Manegebaan & basisfiguren
De rijbaan is jouw oefenterrein. Letterkennis en figuren rijden helpen bij coördinatie en gehoorzaamheid.
Rijbaanletters
De letters A, K, E, H, C, M, B, F liggen aan de buitenrand, met X in het midden. Een ezelsbruggetje is “Alle Friese Boeren Met Centen Hebben Een Koe (Door X Gemolken)” . In een binnenbaan van 20×40 m liggen de letters op specifieke afstanden; bij het rijden houd je deze punten aan om precies te sturen. Op hand veranderen doe je via een diagonaal (bijvoorbeeld van H naar F).
Hoefslag en binnenhoefslag
De hoefslag is de buitenste sporenlijn. Houd je paard recht langs de hoefslag; laat hem niet naar binnen vallen. De binnenhoefslag ligt ongeveer één meter binnen de hoefslag en wordt gebruikt om ruimte te maken voor andere ruiters. Wanneer iemand achter je rijdt en “Binnenhoefslag” roept, ga je naar de binnenhoefslag zodat hij kan passeren.
Basisfiguren
- Grote volte: cirkel van 20 meter. Begin bij A of C, rijd de hoek in, verlaat de hoefslag en houd de cirkel rond; kom op X uit en ga terug naar A/C .
- Gebroken lijn: rij van de hoek naar X en terug naar de volgende hoek, zodat je een gebroken lijn rijdt .
- Slangenvolte: bestaat uit meerdere bogen die elkaar raken; wissel van buiging bij iedere boog.
Groeten en etiquette
Bij een proef groet je de jury: houd halt op de AC‑lijn, verzamel je teugels in één hand, breng je rechterhand langs je bovenbeen naar achteren en knik . Na de groet rijd je weg en groet je mederuiters na afloop. Gebruik je stem om “deur vrij!” te roepen wanneer je de bak inkomt of verlaat.
Samenvatting Niveau A
- Je maakte kennis met de paardensport en ontdekte disciplines zoals dressuur, springen en eventing. Dressuur vormt de basis en richt zich op harmonie tussen ruiter en paard.
- Veilig omgaan met paarden is essentieel. Benader een paard vanaf de zijkant, praat rustig en loop links naast de schouder als je het dier leidt. Wikkel nooit een touw om je hand. In de rijbaan roep je “deur vrij!” voordat je naar binnen of naar buiten gaat en passeer je elkaar links.
- De basiskleding bestaat uit een goedgekeurde rijhelm, stevige rijlaarzen, een passende rijbroek en eventueel handschoenen; een loshangende sjaal of kleding die fladdert is gevaarlijk.
- Poetsen gebeurt in stappen: rosborstel, harde borstel en zachte borstel; check de huid, benen en hoeven op wondjes of warmte. Gebruik een hoevenkrabber om steentjes te verwijderen.
- Bij het opzadelen leg je het zadel voor de schoft en schuif je het naar achter; bevestig de singel losjes en controleer deze voordat je opstijgt. Het hoofdstel bestaat uit kopstuk, neusriem, keelriem en bit.
- Een correcte houding houdt in dat schouder‑heup‑hak één lijn vormen, handen stil zijn met duimen bovenop en hakken iets lager dan de tenen. De basis‑hulpen zijn been (voorwaarts), teugel (vertragen/verzamelen), gewicht (balans) en stem.
- Lichtrijden ontlast de rug van het paard; je staat op wanneer het buitenvoorbeen naar voren komt. In draf is de gang twee‑takt met een zweefmoment; in stap vier‑takt.
- Eenvoudige rijfiguren zoals grote voltes, gebroken lijnen, slangenvoltes en diagonaal van hand veranderen worden gebruikt om coördinatie en stelling te oefenen. Groeten gebeurt op de AC‑lijn: halt houden, teugels in één hand, rechterhand omlaag en knikken.
Afronden
Heb je alle onderdelen van Niveau A doorgenomen? Dan kun je bij je instructeur een examen aanvragen. Dit examen is volledig online en bestaat uit 15 tot 20 meerkeuzevragen. Het examen wordt ingepland door je instructeur. Wanneer je slaagt, ontvang je een stempel in je Ruiterbond Nederland app als bewijs van jouw voortgang.





