Skip to main content

Lesstof Niveau C

Met Niveau C ga je een stap verder in kennis en rijvaardigheid. Je leert hoe het paard beweegt en functioneert, verdiept je in gezondheid en voeding en leert over complexere rijtechnieken. Zo groei je naar meer zelfstandigheid en inzicht als ruiter.

Licht gevorderden

Voortgang:

Fysiologie & beweging van het paard

Op dit niveau duik je dieper in hoe een paard beweegt en functioneert.

Gangen en variaties
Naast de basisgangen bestaan variaties. Arbeidsstap en middentrap verschillen in lengte van de pas; uitgestrekte stap vraagt om langere passen zonder tempo te verhogen. Verzamelde draf vraagt het paard zijn achterbenen dieper onder het lichaam te plaatsen en kortere, hoger opgetilde passen te maken; uitgestrekte draf heeft langere passen met meer stuwing. In de galop leer je de verschillende leads herkennen (linker- en rechtergalop) en hoe je het paard correct aanspringt.

Bio­mechanica
Beweging start vanuit de achterhand: het achterbeen duwt het lichaam naar voren en opwaarts. De rug spant en ontspant; een losgelaten rug (door correcte aanleuning) laat energie vanuit de achterhand door het hele lichaam vloeien. Een stijve rug blokkeert de beweging. Bij goed bereden paarden welft de rug omhoog en wordt de buikspier sterker, waardoor het paard beter kan dragen.

Spieren en pezen
De rugspier longissimus dorsi draagt het zadel en moet soepel blijven; oefeningen als schouderbinnenwaarts en overgangen helpen hierbij. Buikspieren ondersteunen de rug en worden getraind via overgangen naar halt en achterwaarts. Pezen in benen dragen veel belasting; warming‑up voorkomt blessures.

Buiging en stelling
Buiging betekent dat het paard om het binnenbeen van de ruiter heen buigt; stelling verwijst naar de lichte verbuiging van de atlas en het kaakgewricht. Beide zijn nodig voor laterale oefeningen. Je leert voelen of het paard écht buigt of alleen zijn hals kromt.

Gezondheidszorg & voeding

In dit hoofdstuk bouwen we verder op hetgeen wat je hebt geleerd in het tweede hoofdstuk van niveau B.

Energie en voedingsstoffen
Ruwvoer is de basis; het bevat vezels die gefermenteerd worden in de dikke darm en energie leveren. Krachtvoer levert extra energie en eiwitten. In de overgang naar zwaardere arbeid kan een paard vet- of olie‑supplementen krijgen voor extra calorische waarde zonder grote volumes. Let erop dat paarden geen lange periodes zonder voer staan; dit kan maagzweren veroorzaken.

Vitale parameters
Voor gevorderde ruiters is het belangrijk vitale waarden te monitoren: hartslag (normaal 30–40 bpm), ademhaling (10–20 per minuut), temperatuur (37,2–38,3 °C) . Controleer regelmatig de slijmvliezen (roze, vochtig) en het capillair refill time (< 2 seconden) . Leer een hartslagmeter gebruiken en noteer hersteltijden na training; een hartslag die binnen 15–30 minuten terugkeert naar rustniveau duidt op goede conditie .

Gezondheidsproblemen herkennen

  • Koliek: symptomen zoals rollen, naar de buik kijken, niet willen eten. Bel direct een dierenarts.
  • Mok: huidirritatie in de kootholte door vocht; behandel met droog houden en zalf.
  • Rotstraal: zwarte, stinkende substantie in de straal; behandel met reinigen en drogen.
  • Luchtwegaandoeningen: hoesten, neusuitvloeiing; verbeter ventilatie en overleg met arts.
  • Hoefbevangenheid: hete hoeven, moeilijk lopen; bel de dierenarts en geef zachte bodembedekking.

Preventie en vaccinatie
Vaccinaties tegen tetanus, influenza en rhinopneumonie zijn essentieel. Volg een ontwormingsschema (doeldoserend, gebaseerd op mestonderzoek). Goede stalhygiëne, ventilatie en weidegang verkleinen infectierisico’s.

Harnachement & correct passen

Een goed passend harnachement voorkomt ongemak en blessures.

Zadelpasser en anatomie
Laat een zadelpasser je zadel controleren. Criteria: vrij van de schoft (minimaal twee vingers ruimte), kussens liggen evenredig op de rug, geen brugvorming (zadel ligt hol en drukt voor- en achteraan). De pommel mag niet tegen de schoft drukken, de zadelboom moet breed genoeg zijn. De boommaat wordt bepaald door de schouderbreedte.

Bit en hoofdstel
Het bit moet 0,5–1 cm uitsteken aan beide kanten van de mond; de dikte hangt af van de mondstructuur. Te dikke bitten zitten te strak; te dunne bitten kunnen scherp zijn. Verschillende bitten (watertrens, dubbel gebroken, stang & trens) hebben verschillende werking. Het hoofdstel moet passen: bakstukken even lang, neusriem op de juiste hoogte (twee vingers onder jukbeen), keelriem met vuist ruimte.

Hulpteugels en beenbescherming
Hulpteugels zoals martingaal, thiedemann of bijzetteugel kunnen helpen bij jonge paarden om het hoofd te stabiliseren, maar mogen nooit misbruikt worden. Peesbeschermers en strijklappen beschermen tegen aantikken; bandages moeten gelijkmatig en stevig worden aangelegd.

Onderhoud en schoonmaken
Na elke rit verwijder je vuil en zweet van leer met een vochtige doek en zeep. Laat het zadel drogen in een goed geventileerde ruimte, niet in direct zonlicht. Bitten spoel je af met water en inspecteer je op scherpe randen.

Rijkunst – galop & laterale oefeningen

Je bouwt verder op de drafvaardigheden.

Aanspringen in galop
Om in galop aan te springen geef je binnenbeen iets voorwaarts bij de singel, buitenbeen iets achter de singel en begeleid je met een klein ophouden aan de buitenteugel. Het paard stapt over naar een drie‑takt‑cadans. Oefen op de volte zodat je beter controle hebt. Richt je blik naar voren om balans te houden.

Galoptransities
Maak overgangen tussen arbeids-, middengalop en verzamelde galop. In middengalop laat je het paard langer uitstrekken; in verzamelde galop maak je de passen korter. Pas je zithouding aan: blijf mee-veren en ondersteun met je been; geef halverwege ophoudingen om terug te komen.

Laterale oefeningen

  • Wijken voor het been (leg yield): paard beweegt voor‑ en zijwaarts met stelling van het hoofd weg van de bewegingsrichting.
  • Schouderbinnenwaarts: paard loopt op drie sporen met buiging rondom het binnenbeen; verbeterd balans en souplesse.
  • Travers en renvers: achterhand komt naar binnen (travers) of naar buiten (renvers); bouwt verzameling op.
  • Appuyement: laterale beweging met stelling in de richting van de beweging; een gevorderde oefening.

Contragalop en eenvoudige wissels
Oefen contragalop door op de volte te galopperen met de buitenste galop. Start met grote volte, verklein de volte wanneer je meer balans hebt. Eenvoudige wissels (van linker- naar rechtergalop via een overgang naar draf) verbeteren coördinatie en voorbereid je op vliegende wissels.

Rijfiguren & dressuurproeven

Je bereidt je nu voor op officiële dressuurproeven.

Complexere figuren
Oefen serpentines met vier bogen: de middelste bogen gaan tot de middellijn. Acht‑figuren met grotere en kleinere voltes verbeteren het verschil in buiging. Volte verkleinen/vergroten: op de open zijde van de volte naar binnen buigen en op de gesloten zijde naar buiten. Oefen zigzag‑zijgangen (bijvoorbeeld twee passen wijken naar rechts, twee naar links) om coördinatie te verfijnen.

Proef lezen en rijden
Voor een proef lees je de oefenserie en memoriseer je de volgorde. Rijd figuren exact bij de letters; een jury let op precisie. Verdeel je proef in secties zodat je weet waar je kunt ademhalen en voorbereiden. Onthoud dat de jury vooral let op je zit, hulpen en harmonie .

Oefenen thuis
Gebruik pionnen of letters langs je eigen bak om proeven te oefenen, dat kan ook met de proeven van Ruiterbond Nederland. Rij altijd met correct voorgeschreven harnachement en rijtenue. Vraag je instructeur om proef te filmen zodat je verbeterpunten ziet.

Buitenrijden & verkeersdeelname

In Nederland delen ruiters routes met andere weggebruikers.

Verkeersregels
Volgens de Nederlandse wet zijn ruiters bestuurders en moeten zij rechts houden. Steek kruispunten recht over; geef duidelijk richting aan met je arm. Bij groep rijden ga je achter elkaar; in bosgebieden waar het mag kan je naast elkaar rijden. In de schemer draag je reflecterende kleding en verlichting.

Voorbereiding
Gewen je paard aan objecten zoals auto’s, fietsen, vuilcontainers en fladderende vlaggen. Start met rustige routes, eventueel met een ervaren voorganger. Leer je paard stilstaan wanneer auto’s passeren. Neem altijd een telefoon mee, laat iemand weten waar je rijdt en check het weer. Vermijd gladde of besneeuwde paden.

Buitenrit vaardigheden
Klim niet op wankele ondergrond; gebruik stronken of boomstammen om op te stijgen wanneer nodig. Laat je paard regelmatig drinken als je langs water komt, maar controleer de diepte en veiligheid. In natuurgebieden gelden regels: blijf op gemarkeerde ruiterpaden, rijd niet op mountainbikepaden en laat geen mest achter in aangewezen zones.

Omgang met anderen
Groet fietsers en voetgangers; bedank hen als ze opzij gaan. Houd honden aan de lijn of vraag eigenaren dit te doen. Bij het passeren van andere paarden kun je even babbelen zodat je paard rustig blijft.

Trailer laden & transport

Veilig transporteren vraagt voorbereiding en geduld.

Trailertraining
Laat het paard eerst in een stilstaande trailer wennen. Zet de klep open, plaats hooi of brok in de trailer en laat het paard zelf naar binnen stappen. Beloon wanneer het paard een voet in de trailer zet. Bouw dit op tot hij rustig in de trailer staat.

Laden en vastzetten
Wanneer je laadt, zorg dan dat het paard recht voor de klep staat. Een helper leidt het paard terwijl de tweede helper klaarstaat om de stang te sluiten. Zet pas vast nadat het paard volledig binnen is. Knoop het halstertouw met een quick‑release‑knoop. Controleer dat de trailerbodem schoon en bedekt is met stro of rubberen matten.

Transportbescherming
Gebruik beschermers: transportbeschermers of bandages voor de benen, springschoenen voor de hoeven en een staartbeschermer. Beschermers moeten goed passen en mogen niet knellen. In de winter gebruik je een lichte deken; bij warm weer is ventilatie belangrijk.

Veilig rijden
Zorg dat de auto en trailer technisch in orde zijn: check banden, verlichting, breekkabel. Rijd rustig, vooral in bochten en bij drempels. Stop regelmatig om het paard te laten rusten en water te geven op lange ritten. Parkeer in de schaduw en houd toezicht.

Samenvatting Niveau C

  • Fysiologie: de longissimus dorsi‑spier draagt het zadel, de rug moet soepel blijven. Bij middelmatige tot zware inspanning kan de hartslag oplopen tot 120–150 bpm; in rust ligt deze rond 30–40 bpm. De milt functioneert als reservoir voor rode bloedcellen en helpt zo bij zuurstoftransport.
  • Beweging en oefeningen: middendraf toont langere, strekker passen; verzamelde draf vraagt het paard gewicht naar de achterhand te brengen en kortere, verheven passen te maken. Laterale oefeningen zoals wijken voor het been, schouderbinnenwaarts, travers en renvers verbeteren buiging, recht richten en verzameling. Contragalop traint balans doordat het paard op de buitenste galoplead blijft.
  • Gezondheidszorg: ken vitale waarden en herken tekenen van koliek (pijn, rollen), hoefbevangenheid (hete hoeven), uitdroging (trage huidplooitest) en luchtwegproblemen. Voer ruwvoer ad libitum en krachtvoer in kleine porties. Vaccinaties tegen tetanus, influenza en rhinopneumonie en selectief ontwormen zijn essentieel.
  • Harnachement: een passend zadel laat ruimte bij de schoft en verdeelt het gewicht evenredig. Bitten moeten passen bij de mond; verschillende neusriemen en hulpteugels hebben elk een eigen functie. Gebruik beschermers correct en onderhoud al het leer.
  • Dressuurproeven: precieze figuren (serpentines, acht‑figuren, zigzag‑zijgangen) en keurige overgangen worden beoordeeld op takt, impuls, aanleuning en nauwkeurigheid. Verkeersregels gelden ook voor ruiters: rechts houden, richting aangeven en reflecterend materiaal dragen bij buitenritten.

Afronden

Heb je alle onderdelen van Niveau C doorgenomen? Dan kun je bij je instructeur een examen aanvragen. Dit examen is volledig online en bestaat uit 15 tot 20 meerkeuzevragen. Het examen wordt ingepland door je instructeur. Wanneer je slaagt, ontvang je een stempel in je Ruiterbond Nederland app als bewijs van jouw voortgang.